Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [5]Gij, mannen, hoe lang zal mijn [6]eer tot schande zijn? [Hoe lang] zult gij de ijdelheid beminnen, de [7]leugen zoeken? [8]Sela. 5. Hebr. mans zonen, of mans kinderen, Alzo worden de grote of aanzienlijke lieden en heren genoemd, gelijk de gemene, onaanzienlijke lieden kinderen, of zonen der mensen, in tegenstelling genoemd worden; hfdst.49 vs.3, hfdst.62 vs.10; Spreuk.8:4. Verg. ook Jes.2:9. 6. Dat mij God door Samuel tot een koning heeft doen zalven. 7. Om mij met valse beschuldiging te bezwaren, of, u daarop verlaten, waarmede gij bedrogen zult uitkomen, dat toch feilen en u bedriegen zal. In zulk een zin kan het Hebreeuwse woord ook bekwamelijk worden genomen, uit vergelijking van 2 Kon.4:16; Job 40:28; hfdst.89 vs.36; Jes.58:11. Verg. voorts hfdst.7 vs.15, en hfdst.60 vs.13. 8. Zie van dit woord hfdst.3 vs.3.